Lees jij de Bijbel wel eens tussen de regels door? Met andere woorden: sta je stil bij wat er níet staat opgeschreven? Jozef. We kennen zijn verhaal allemaal in grote lijnen. Jozef had een jas - een jas met honderd kleuren. Hij droomde wonderlijke dromen. Wat kon er nog gebeuren? Veel dus. Zijn broers kregen een enorme hekel aan hem. Hun hooghartige broertje waren ze liever kwijt dan rijk. Dus gooiden ze hem in een put en verkochten hem als slaaf. Wat begon als een familieruzie, eindigde in een breuk die Jozefs hele leven zou veranderen.
Eenmaal in Egypte ging Jozefs verhaal verder…
Maar wacht eens even. De Bijbel vertelt dat zijn broers Jozef verkochten aan kooplieden die voorbij kwamen. In Genesis 37:28 (HSV) lezen we:
“Toen er Midianitische kooplieden voorbijkwamen, trokken en tilden zij Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig zilverstukken aan de Ismaëlieten. Die brachten Jozef naar Egypte.”
Niets meer dan een zakelijke transactie toch? Het staat er kort en bondig beschreven maar er zit een wereld achter. Want hoe verliep Jozefs reis naar Egypte eigenlijk?
Een lange tocht
Als je een paar verzen terug bladert naar Genesis 37:16–17, ontdek je dat Jozef zijn broers opzocht in Dothan. Een vruchtbare vallei in het noorden van Israël, waar toevallig ook een belangrijke handelsroute liep. Vanaf daar was het nog zeker vijfhonderd kilometer tot Egypte. Een reis van wel drie tot vier weken, dwars door droog en gevaarlijk terrein.
En zo sjokte de zeventienjarige Jozef geboeid naast of achter de kamelen van de kooplieden. Geen comfortabele karavaan, maar stoffige dagen, hete zon, onbekende talen en angstige nachten. Misschien hoorde hij ’s avonds het gekletter van de kamelentouwen of de vreemde stemmen van zijn ‘eigenaren’. En dacht hij terug aan het huis van zijn vader. Zijn dromen? Die leken verder weg dan ooit. Hoe zou Jozef zich hebben gevoeld? Zou hij onderweg nog met God hebben gesproken? Durfde hij nog te dromen?
Afgewezen, maar niet verlaten
Op dat moment was zijn ‘koningschap’ verder verwijderd dan ooit. Hij was volledig afgewezen. Zijn familie kwijt. Zijn toekomst onduidelijk. En tóch lezen we, als het verhaal verdergaat in Genesis 39, één zin die alles samenvat:
“De HEERE was met Jozef.” (HSV)
Ik weet niet hoe dat in jouw leven is. Maar ik ervaar God het meest dichtbij wanneer ik mijn best doe om dicht bij Hém te leven. Er zijn momenten waarop dat moeilijk is. Als alles tegenzit, dromen in duigen vallen en je je afvraagt: Waar is God nu? Was dit nou Zijn belofte voor mij? Waarom zou ik nog vertrouwen als Hij dit toelaat?
Van lieveling tot slaaf
Die put waar Jozef in werd gegooid, was maar een korte stop. Maar de afwijzing van zijn broers - mensen die hem zouden moeten liefhebben - moet een diep gat in zijn ziel geslagen hebben. De mensen die hem vormden, die bij zijn identiteit hoorden, lieten hem letterlijk vallen.
Toch zie je dat Jozef niet bij de pakken neerzit. Eenmaal in Egypte gaat hij aan de slag, doet hij zijn best voor zijn nieuwe meester Potifar. Terwijl zijn rol natuurlijk vreselijk vernederend was. Van lievelingetje van zijn vader, gekleed in een koningsgewaad. Naar de laagste rang die er was: slaaf.
Misschien bevind jij je wel in een situatie waar je dromen totaal niet bij matchen. Misschien had je iets compleet anders gehoopt voor je leven. Hebben mensen, of omstandigheden een enorme put in je ziel geslagen. Wat leert Jozef jou dan tussen de regels door?
Kleurrijk karakter
God verdwijnt niet in de stilte tussen jouw verzen. Hij gaat mee, ook als jij gebonden loopt, ver weg van je ‘veilige thuis’. Hij kan als geen ander, juist in de uitputting van die reis, iets nieuws in jou laten groeien. Jozef verloor zijn jas met honderd kleuren. Maar misschien begon er op dat moment wel iets veel groters te kleuren: zijn karakter, gevormd door Gods trouw tijdens de hobbelige reis…
Geschreven door: Else Schaap